Kaas maken is geen hobby. Het is geen trucje. Het is geen kwestie van simpelweg melk verwarmen, iets erbij doen en hopen op een goed resultaat. Nee… kaas maken is een ambacht. Een eeuwenoude kunde die je niet alleen met je handen uitvoert, maar met je hart en nieren beleeft.
Wie kaas maakt, werkt met leven. Melk is geen dood materiaal — het is vers, vol micro-organismen, temperatuurgevoelig en altijd in beweging. Het reageert op wat jij doet, en jij moet reageren op wat het doet. Je staat niet simpelweg een recept te volgen; je staat te luisteren, te kijken, te voelen.
Techniek en gevoel
Een goede kaasmaker kent de techniek. Die weet wanneer de stremtijd voorbij is, hoe de pH zich hoort te gedragen, wat het verschil is tussen een gesloten wrongel en een luchtige korrelstructuur. Maar een echte kaasmaker weet ook dat er momenten zijn waarop je moet voelen.
Je voelt aan de weerstand van de wrongel.
Je ruikt of het zuursel actief is.
Je ziet aan de kleur van de wei of het tijd is om te snijden.
Je hoort het sissen van de stoom wanneer je je ketel uitspoelt.
Het is kennis én intuïtie. Ambacht én beleving.
Tijd, toewijding en traditie
In een wereld waar alles snel moet, gaat kaas maken juist over vertragen.
Over wachten.
Over durven loslaten.
Een kaas laat zich niet opjagen. Die rijpt op zijn eigen tempo, net als de maker zelf. Elke dag draaien, verzorgen, pekelen, voelen — je bent niet bezig met een product, je bent bezig met een proces. En dat proces verandert jou ook.
Elke kaasmaker leert onderweg:
- dat fouten geen mislukking zijn, maar lessen;
- dat geduld beloond wordt;
- en dat de beste kazen vaak geboren worden uit eenvoud, rust en aandacht.
In hart en nieren
Kaas maken is werken met je zintuigen. Maar bovenal is het werken met liefde.
Liefde voor het vak.
Liefde voor de grondstoffen.
Liefde voor het ritme van dag en nacht, temperatuur en tijd, stilte en rijping.
Of je nou werkt met een houten lepel in een pannetje van 10 liter, of met een roestvrijstalen ketel van 2.000 liter — de ziel van het ambacht is hetzelfde. Je doet het niet omdat het moet. Je doet het omdat het roept.
Het roept je ’s nachts als je droomt van rijpingskamers.
Het roept je als je melk ziet stollen en denkt: “daar zit muziek in.”
Het roept je als je een korst voelt en weet: “deze kaas leeft.”
Kaas maken is niet iets wat je doet.
Het is iets wat je bént.
In hart en nieren.
Van melkemmer tot kaaspers.
Van passie tot plak.