Vroeger, voordat de grootschalige mechanisatie zijn intrede deed, bestonden de meeste boerderijen uit kleine gemengde familiebedrijven. De boer, zijn vrouw en soms hun kinderen of inwonende familieleden runden samen het bedrijf. Alles gebeurde op eigen erf, en vaak draaide het om een handvol koeien, een paar varkens, kippen, en een moestuin. Maar vooral de melkkoeien speelden een centrale rol in het dagelijks leven van deze boerengezinnen.
Handmatig melken: een dagelijks ritueel
Elke ochtend en avond, klokslag op tijd, melkte de boer of boerin de koeien met de hand. Dit gebeurde op een krukje naast de koe, met een emmer onder de uier. Deze taak vereiste geduld, techniek en een nauwe band met het dier. De koeien kenden hun verzorgers en andersom. Stress werd vermeden, want gespannen dieren geven minder melk.
De melk werd direct in melkbussen gegoten, meestal van aluminium of zink. Deze bussen werden op een koele plek bewaard, vaak in een kelder, of in een waterput om de melk langer vers te houden. Sommige boeren verkochten de melk aan huis, anderen gebruikten de melk voor eigen consumptie of verwerking tot boter, karnemelk of kaas.
Verwerking aan huis: ambacht in eigen keuken
In veel huishoudens was het maken van boter of kaas een wekelijkse bezigheid. De boerin karnte de room van de melk met een handmatige karn, en de boter werd gewassen, gekneed en gezouten. Voor kaas gebruikte men stremsel uit de lebmaag van kalveren of natuurlijke plantaardige alternatieven, en de wrongel werd met de hand gesneden en geperst. Er was geen thermometer of weegschaal; men werkte op gevoel, ervaring, en kennis die van generatie op generatie was doorgegeven.
Lokaal en puur
De melk en melkproducten werden meestal lokaal verkocht of geruild tegen andere goederen. In veel dorpen was er nog geen supermarkt, en men was afhankelijk van elkaar. Dit creรซerde een sterke gemeenschapszin, waarin boeren een centrale rol speelden als voedselproducenten. Er was amper sprake van voedselverspilling: alles werd gebruikt, gedeeld of verwerkt.
Duurzaam en kringloopgericht
De traditionele boerderij werkte kringloopgericht zonder het zo te noemen. De mest van de koeien ging naar het land, het gras van het land voedde de koeien. Alles wat niet direct bruikbaar was, kreeg een tweede leven: wei werd aan de varkens gevoerd, oud brood aan de kippen. Machines waren er nauwelijks; men werkte met de hand, paarden of ossen.
De boer en zijn dieren
De band tussen de boer en zijn dieren was hecht. Een koe bleef vaak jarenlang op het erf, kreeg namen, en werd gezien als onderdeel van de familie. Het werk was zwaar, maar de voldoening was groot: men zag direct wat men produceerde, en het product was puur, lokaal en eerlijk.